In februari schreef ik over het jeukende vrouwenquotum, niet wetende dat ons de natte zomer van de genderneutraliteit te wachten stond in juli. Ineens mogen we niet meer aangesproken worden met ‘mevrouw en meneer’, maar worden we door tientallen bedrijven en instanties aangesproken met ‘mensen’. Het eerste dat in mij opkomt: Is dit écht waar we ons druk om moeten maken? Want het maakt toch ook allemaal niet uit?
In eerder genoemde column schreef ik, in het kader van gelijkwaardigheid op de werkvloer: ‘Staren we ons niet gewoon blind op geslacht?’. Want hoe je het ook wendt of keert, de vrouw heeft nog altijd minder kansen dan de man. Echter, you can’t fuck with nature. Het is namelijk sinds mensenheugenis - en daarvoor door de natuur bepaald - of je een meisje of een jongetje bent (uitgezonderd natuurlijk één op de 4500 geboorten waarbij tweeslachtigheid wordt geconstateerd). Ben je het niet eens met de keuze van de natuur? Niks aan de hand. Dan kies je een ander geslacht. Wil je liever geen van beide zijn? Dat wordt iets lastiger, maar hey! We get it en respecteren je toch gewoon als mens.
Het allermooiste voorbeeld van de maak-je-toch-niet-zo-druk-houding die ik graag nastreef, kwam van mijn stiefzoon in de kazematten van Vlissingen. Bij de ingang moesten wij aan een grote balie kaartjes kopen om naar binnen te kunnen. De persoon achter de balie was overduidelijk een man. Maar, een man die in een van de eerste fases zat om een vrouw te worden. De pruik zat nog wat onwennig, de vulling in de bh was net iets te opvallend en de stem was laag. Mijn man en ik dachten allebei, zonder met elkaar hierover te spreken: ‘we zien niets raars en doen gewoon.’ Want natuurlijk – het maakt mij niets uit, maar je wilt ook niet op een blik betrapt worden dat het je opvalt. Want stel je voor dat iemand denkt dat je een negatieve mening hebt over transgenders.
Onbedoeld maakten we de situatie zelf ongemakkelijk. Snel dat kaartje kopen en hup, die kazematten in; dat was de bedoeling. Totdat mijn stiefzoon (toen net 8 jaar) naar de persoon in kwestie toe liep en plompverloren zei: ‘Bent u een meneer of een mevrouw?’ Het schaamrood stond me op de kaken en bijna wilde ik hem tot stilte manen (maar nee, Merle, niet doen! Dan maak je het weer ongemakkelijk!). De meneer-mevrouw keek mijn stiefzoon vriendelijk glimlachend aan en zei kalm: ‘Ik ben een mevrouw.’ Waarop mijn stiefzoon haar aankeek en zei: ‘Oké!’. Daarna huppelde hij – zonder vooroordelen en lange discussies – vrolijk de kazematten in.