top of page
  • Foto van schrijverRedactie

Organisaties bekeken vanuit permanent beta perspectief


‘Begint eer gij bezint!’ In het nieuwe boek van Martijn Aslander en Erwin Witteveen, Nooit Af, is dit het credo waar organisaties tegenwoordig naar moeten streven. De wereld verandert steeds sneller en de bureaucratische organisatie kan dit tempo niet meer bijbenen. Aslander en Witteveen vonden het daarom hoog tijd om ons te waarschuwen voor de onzekere toekomst die gaat komen.

Nieuwe technologieën, de almaar veranderende arbeidsmarkt, de vele economische transformaties: de zelfbenoemd ‘hoogleraar in de organizonder-kunde’ Aslander en journalist Witteveen liggen er niet wakker van. Geheel anders ligt dat bij het vermogen van bedrijven en organisaties om met deze veranderingen om te gaan. Ze zullen een nieuw uitgangspunt moeten hanteren om in de komende eeuw te kunnen overleven, menen de auteurs. Het ‘Nooit Af-principe’ zou wel eens de redding kunnen zijn. Wat houdt dit principe in?

Aslander en Witteveen stellen dat de traditionele hiërarchische organisatiestructuur uitgaat van de gedachte dat de wereld ‘af’ is en daarom niet meer onderhevig is aan verandering. Ze noemen het struisvogelbeleid. Het probleem van deze organisatiestructuur is dat zij niet mee kan bewegen met alle technologische ontwikkelingen. Organisaties verliezen daardoor hun bestaansrecht. Een ‘permanent beta’-benadering zou, aldus de auteurs, logischer zijn. Dit betekent dat de voorbereidingsfase overgeslagen wordt en organisaties alles op basis van trial-and-error uitvoeren. Gewoon dóén dus.

New age darwinisme

Aslander en Witteveen deduceren al vrij snel in het boek dat crises (zoals de financiële- en milieucrisis) eigenlijk niet bestaan. Het zijn enkel problemen van organisatorische aard, omdat de aanpak ervan niet meer van deze tijd is. Het Nooit Af-principe is niet alleen een toekomstvoorspelling, maar het predikt ook een streven. Aslander en Witteveen neigen in feite naar een ultrakapitalistisch systeem, waar de onzekerheid van technologische vooruitgang een soort new age darwinisme vereist: hoe minder stug en hiërarchisch een organisatie werkt, des te succesvoller zij kan zijn. Verandervermogen en een vleugje anarchie zijn hiervoor noodzakelijk.

Nooit Af gaat uit van het idee dat er geen schaarste is. We hebben alleen te maken met een slechte verdeling van middelen door bureaucratische tradities in het grijze-mannen-management. Managers worden in de informatiemaatschappij overbodig, aldus de auteurs. De kracht zou nu liggen bij zogeheten ‘snel bewegende zwermen’ van medewerkers, consumenten en zelfstandigen. Managers worden vervangen door degenen die zich als leider onderscheiden omdat ze de beste, sympathiekste of talentvolste uit een zwerm zijn. Met andere woorden: de auteurs stellen een bottom-up inrichting van de organisatie voor.

Nooit Af hanteert dit principe echter niet alleen om babyboommanagers af te schrijven, maar presenteert het ook als een universele wet die toepasbaar is voor organisaties van alle smaken. Zo verklaren Aslander en Witteveen bijvoorbeeld ook het succes van Al Qaida aan de hand van hun decentrale organisatie.

Smart-hagelslag

Ook al stellen de auteurs dat de toekomst niet te voorspellen valt, ze doen zelf wel een – gedurfde – poging. Megatrends als big data en 3D-printing zullen de wereld volgens hen op zijn kop zetten. Big data wordt zelfs de ‘nieuwe grondstof voor de vooruitgang van de menselijke soort’ genoemd. Een voorbeeld waaruit dit zou blijken is de tragiek van het half gelezen boek: de consument betaalt voor een heel boek, maar leest vaker slechts de helft. Een belachelijk verdienmodel volgens Aslander en Witteveen. De e-reader zou dit 600 jaar oude probleem in een mum van tijd laten verdwijnen, als de apparaatjes gegevens gaan verzamelen over het moment waarop de lezer afhaakt. Dankzij deze data kunnen producten en diensten pas echt doorontwikkeld worden. De big data-revolutie bevindt zich volgens de auteurs nog in een ‘embryonaal stadium’, maar het duurt niet lang meer voordat zelfs gemeten kan worden of consumenten hun boterham met hagelslag mét of zonder pindakaas smeren. Dan is het internet of things pas echt geboren.

Bibliotheekmedewerker als vertrager

Gelukkig hoeven we niet lang te wachten op een grootse technologische revolutie. Aslander en Witteveen spreken van een sterke exponentiële technologische groei en het zou niet lang meer duren voordat de technologie de menselijke capaciteit om deze technologie te begrijpen overstijgt. Deze eerste stap naar een technologische singulariteit (zie kader) wordt volgens Aslander en Witteveen vooralsnog vertraagd door de vergrijsde bureaucratie.

Als voorbeeld van een ‘vertrager’ noemen de auteurs de bibliotheekmedewerker. De bibliotheek is ooit ontstaan in een tijd dat er schaarste aan boeken was. Nu boeken gedigitaliseerd zijn, is het bestaan van een fysieke bibliotheek niet meer nodig, menen Aslander en Witteveen. Het gegeven dat de vrije toegang tot kennis nog altijd gehinderd wordt door copyright en de hoge prijs van informatie wordt in het boek genegeerd. Dat bibliotheken er nog altijd zijn, is volgens de auteurs enkel te danken aan de standvastigheid en tradities van de hiërarchische en bureaucratische organisatie. In dit geval: de bibliotheekmedewerkers.

Het is vergelijkbaar met taxichauffeurs die zich verzetten tegen Uber, met telecomproviders die Whatsapp buiten de deur probeerden te houden en met de oerwoudverslindende telefoongids die wonderbaarlijk genoeg nog steeds zijn weg vindt naar onze brievenbus. Al deze voorbeelden zouden alleen nog bestaan omdat organisaties ouderwetse verdienmodellen weigeren los te laten.

Knelpunten

Hoewel Aslander en Witteveen de indruk wekken dat het Nooit Af-principe noodzakelijk is voor organisaties om te overleven, zit er een cruciaal knelpunt in hun theorie. Het Nooit Af-principe is namelijk gebaseerd op de aanname dat technologie zich steeds sneller ontwikkelt. Maar wat als technologische ontwikkeling overschat wordt en de impact van nieuwe technologieën eigenlijk wel meevalt (zie kader)? Aslander en Witteveen slagen er helaas niet in om hoofd- en bijzaken duidelijk van elkaar te onderscheiden. Wordfeud en het Project X-feest in Haren zijn zwakke voorbeelden om de kracht van de netwerk- en informatiesamenleving mee te duiden, terwijl imponerende casussen zoals de Arabische Lente en Anonymous/Occupy nauwelijks uitgediept worden. Voorspellingen dat op termijn revoluties zullen plaatsvinden, zoals een onderwijsrevolutie waardoor alle scholen zullen verdwijnen, missen door het gebrek aan praktische argumenten hun kracht. Zo gebruiken Aslander en Witteveen de ongeloofwaardige correlatie tussen Skype en asfalt (meer Skype = minder verkeer naar afspraken = minder vraag naar asfalt) om decennia-oude infrastructurele problemen op te lossen.

Standupfilosofie

Standupfilosoof Aslander en innovatiedeskundige Witteveen weten de lezer weliswaar meerdere malen positief te verrassen met radicale en bijzondere inzichten, maar het boek mist een rode draad. Nooit Af blijkt na lezing een lange opsomming van geestige en zeer uiteenlopende anekdotes te zijn. De auteurs slagen er helaas niet in om hun filosofische boodschap over te brengen.

Bij de lezer blijft het idee knagen dat de grote boosdoener in het boek, de hiërarchische bureaucratische organisatie, ook een gevoel van zekerheid biedt. Aslander en Witteveen gaan namelijk voorbij aan de gedachte dat het bureaucratische apparaat het product is van een eeuwenlange en doordachte ontwikkeling. Natuurlijk is er genoeg te verbeteren, de bureaucratie is immers ook nooit af, maar is die werkelijk zo ongewenst?

Aslander en Witteveen waarschuwen zelf voor ‘heftige tijden’ door nieuwe technologische ontwikkelingen. Een organisatie of bureaucratie met een laag verandervermogen is dan niet eens zo slecht om het gevoel van zekerheid en veiligheid te waarborgen.

Vermakelijk is Nooit Af natuurlijk wel, maar voor de lezer die op zoek is naar praktische tips voor zijn of haar organisatie: bezint eer gij aan het boek begint.

***

Singulariteit:

Aslander en Witteveen verwachten dat er in de toekomst een ‘technologische singulariteit’ gaat plaatsvinden. Het concept van een singulariteit werd voor het eerst omschreven werd door de futurist Ray Kurzweil. Kurzweil voorspelde dat rond 2045 technologische ontwikkeling een punt bereikt waar kunstmatige intelligentie zo krachtig is geworden dat machines, zonder menselijke tussenkomst, zichzelf kunnen verbeteren. Dit omslagpunt noemde hij de singulariteit.

Technologische vooruitgang? Dat valt eigenlijk best wel mee:

Een ontnuchterend tegengeluid op Nooit Af is het recentelijk verschenen boek The Rise and Fall of American Growth van Robert Gordon. Gordon, professor bij Northwestern University, vindt het luidkeelse gebulder over technologische revoluties welletjes en stelt dat wij juist leven in een tijd van technologische stagnatie. De reden hiervoor? De uitvindingen die nu gedaan worden stellen eigenlijk niets voor als deze vergeleken worden met de Grote Uitvindingen van vorige eeuwen. Door de komst van onder andere auto’s, vaccinaties, wasmachines, de pil en televisie veranderde elk facet van de burger uit de 19e en 20e eeuw. De levensverwachting is zelfs enorm gestegen. En dat terwijl wij nu al jubelen als we kunnen face-swappen op onze smartwatch.

***

Dit artikel is gepubliceerd in het vakblad InformatieProfessional, issue 3, 2016

Boekbespreking: Organisaties bekeken vanuit permanent beta perspectief by Vincent Janssen is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.

bottom of page