top of page
  • Foto van schrijverRedactie

Het geluk van Limburg: de verandering van onderop


‘Met terugwerkende kracht begrijp ik eindelijk, na meer dan 40 jaar, de gevoelens en beweegredenen van mijn ouders,’ zegt mijn moeder enigszins geëmotioneerd. Hondstrouw aan de rooms-katholieke kerk, argwanend ten opzichte van Hollanders en een afwachtende houding in het leven. Waarom had mijn moeder het boek Het geluk van Limburg van Marcia Luyten nodig om haar eigen roots te kunnen begrijpen? Waarschijnlijk omdat de mijnindustrie in Zuid-Limburg verzwegen is in alle mainstreamboeken over de Nederlandse geschiedenis. Het is een zwarte bladzijde. Of kunnen we er inmiddels trots op zijn?

Het geluk van Limburg vertelt het sociaaleconomische en sociaal-culturele verleden van de Nederlandse mijnindustrie, verweven met de familiegeschiedenis van de bekende Kerkraadse volkszanger Jack Vinders. Het boek spitst zich toe op de Oostelijke Mijnstreek – het huidige Parkstad. Kort worden ook de ontwikkelingen in Maastricht benoemd, zoals de rise and fall van de grote aardewerkfabrieken van Sphinx. Later wordt in het boek Maastricht genoemd bij de – in de ogen van de Parkstedeling – onrechtmatige verdeling van de herstructureringsgelden in de jaren zeventig. In het bijzonder het feit dat men koos voor Maastricht, in plaats van Heerlen, in de strijd om de vestiging van de rijksuniversiteit. Misschien dat we hier ook de diepere oorzaak vinden van de eeuwigdurende strijd tussen Maastrichtenaren en Heerlenaren.

Calimerocomplex

In de titel lijkt het woordje geluk in eerste instantie sarcastisch gekozen. Want was het geluk dat er steenkool in de grond zat? Leidde de steenkool niet tot enorme welvaart in het zuidelijkste puntje van Nederland? Of heeft de delfstof juist gezorgd voor een regio waarin inventiviteit en zelfredzaamheid ver te zoeken is, en voor een ‘massa met een lage opleiding die slecht uit de voeten kan in de flexibele, hypercompetitieve mondiale economie’? Het mag geen geheim zijn dat Parkstad uitermate hoog scoort op krimp, werkloosheid, armoede en criminaliteit. Bij menig Parkstedeling overheerst tevens het Calimerocomplex. Dat begint al met schaamte bij het horen van een zachte g op de landelijke televisie.

Bij de vorige Tweede Kamerverkiezingen had de Zuid-Limburgse gemeente Kerkrade de twijfelachtige eer om genoemd te worden als gemeente met relatief de meeste PVV-stemmers. Maar liefst 36,2 procent van de Kerkraadse bevolking stemde op Geert Wilders. ‘Eindelijk was daar iemand die durfde te zeggen wat velen in de oude mijnstreek dachten. Iemand die zonder te worden gehinderd door ontzag voor autoriteit – ontzag waar menig Zuid-Limburger historisch mee is belast – de dikkoppen in Den Haag de waarheid zei’, aldus Luyten.

Identiteitsverlies

De samengesmolten cultuur van mijn, staat en kerk weerhield de Zuid-Limburgse bevolking van een optimale ontplooiing tot kritisch denkende burgers. Op het moment dat de mijnen wegvielen, viel ook het sociale vangnet van die cultuur weg. Jarenlang was elk moment in het leven al uitgestippeld, van de wieg tot het graf. Met het wegvallen van de mijnen, verdween dus ook een stuk identiteit. Misschien wel de totale identiteit van de regio. Doordat voorheen elk moment in het leven vooraf was bepaald, ontbrak de ondernemingsdrang in het Zuiden. Dit is een gemis dat doorsijpelt in elk facet van het leven; ook de éigen kracht om het leven iets beter te maken.

Nu, na jarenlang een neerwaartse spiraal te hebben gevoeld in Parkstad, is er eindelijk een kracht die er voor zorgt dat cynisme omslaat in doorzettingskracht. Kijk naar de vele ontwikkelingen in de stad Heerlen, waar met man en macht gewerkt wordt om de stad te verfraaien, en waar het Maankwartier écht een symbool voor vooruitgang betekent. Een beweging die ik gelijk zie aan de PVV-beweging. Maar, in tegenstelling tot Wilders, is dit een beweging met oplossingen.

De Limburg-hobbel

Tijdens een lezing in Maastricht sprak Luyten over de Limburg-hobbel. De verkoop van haar boek in Limburg ging bergopwaarts terwijl deze in de rest van het land achterbleef. Wat bleek? Doordat in de titel Limburg genoemd werd, liet de liefhebber van socioculturele boeken het links liggen. De paar Amsterdammers die het wél lazen, spraken verrassend positief. ‘Goh, dat wist ik helemaal niet! Had het bijna niet gekocht omdat er Limburg op stond’.

De schaamte die menig Limburger voelt is in mijn ogen alles behalve terecht. Het lezen van het boek leidde bij mij dan ook juist tot trots. En nee, geen weemoedig gevoel van ‘vroeger was alles beter’ of het cynische ‘zie je nu wel, dat de hoge heren in Den Haag niet aan ons denken’. Maar ik ben trots op de capaciteit van een klein volkje om uit een moeilijk dal te kruipen. Niet meer zoals mijn opa en oma dat deden. Maar dit maal zónder de rooms-katholieke kerk, en mét hulp van Den Haag. Ik ben trots op de innovatie, de creativiteit, en de kracht om samen te pakken. En trots op de kans om weer een van de bruisende regio’s van Nederland te worden. Ook nu komt de verandering in Limburg van onderop, maar dit keer niet uit de mijnen.

bottom of page