,,Nichts ist widerwärtiger als die Majorität; denn sie besteht aus wenigen kräftigen Vorgängern, aus Schelmen, die sich akkommodieren, aus Schwachen, die sich assimilieren, und der Masse, die nachtrollt, ohne nur im mindesten zu wissen, was sie will.‘‘ (Goethe, 1870, p. 68).
Deze conservatieve woorden van Johan Wolfgang von Goethe zijn heel duidelijk: de massale meerderheid (Majorität) is niet in staat rationele politieke beslissingen te maken. Hoewel na Goethe’s tijd de democratisering van de politiek goed op stoom kwam, werd niet door iedereen het vertrouwen in de nieuwe stemgerechtigde massa gedeeld. In Le Psychologie des Foules (vertaald: The Crowd: A Study of the Popular Mind) beschrijft Gustave LeBon (1896) hoe het geniale individu de ratio laat varen als deze zich bevindt in een menigte of deel uit maakt van een (non-fysieke) massa. Als democratie en democratisering een stem geeft aan de ‘Majorität’ van deze massa, dan kunnen in deze zin haar uitkomsten gebaseerd zijn op irrationaliteit en zelfzuchtigheid, aangezien de democratie gevormd wordt door een meerderheidsstem. Deze beslissende meerderheid kan dus, ondanks dat de kruistocht van democratisering als deugd ervaren wordt, voor problemen zorgen in de tot nu toe nog ondemocratische (semi-) periferie van deze aarde. De beruchte bevolkingspolitiek, welke middels actieve en preventieve maatregelen overbevolking wil terugdringen, kan door een democratisering van staten, waar sprake is van overbevolking, geen vaste voet aan de grond krijgen. De noodzakelijkheid hiervan op de lange termijn, met name op ecologisch gebied, zal overschaduwd worden door de kortzichtige ethische argumenten die deze (door Goethe en LeBon als primitief beschreven) massa hanteert. Democratisering zal daarom (1) rationaliteit en daarmee de toekomstige inperking van de destructieve bevolkingsgroei in de weg staan en (2) is dit proces een vorm van politiek korte termijn denken.
Jürgen Habermas (2003, p. 67) stelt zichzelf, samen met velen anderen, de vraag of de huidige generaties het initiatief moeten nemen om het verloop van de menselijke ‘natuur’ in eigen handen te nemen, om op die manier toekomstige generaties leed te besparen. De realist Joseph Schumpeter (1976), welke sterk beïnvloedt is door Goethe en LeBon, biedt hier een duidelijk antwoord op door te beschrijven dat de mens, met haar emoties en egocentrische gedachten, niet geschikt is om deel uit te maken van de politiek en om beslissingen te nemen over de toekomst. Het besparen van leed voor komende generaties, namelijk het kampen met een overbevolkte aarde, door het inleveren van hedendaagse vrijheden is hierdoor een onwaarschijnlijkheid, omdat de massa vanuit een irrationeel eigen belang politiek handelt. Hierdoor zal volgens Schumpeter de uitkomst van een democratie niet per definitie de meest verstandige of beste uitkomst zijn, omdat deze gebaseerd is op het egocentrisme van deze massa: ,,Since the first thing man will do for his ideal or interest is to lie, we shall expect, and as a matter of fact we find, that effective information is always adulterated or selective’’ (Schumpeter, 1976, p. 264). Dit neemt een concrete vorm aan in de nare bijsmaak die bevolkingspolitiek heeft en fundamentele antropocentrische assumpties zoals ,,’The more human beings, the better!’’’ en ,,’Anyone who wants to see fewer human beings here must hate them!’’’ (Curry, 2006, p. 122). Volgens Patrick Curry (2006) zorgt dit ‘overpopulation denial syndrome’ ervoor dat men niet nadenkt over de lange termijn gevolgen van het krijgen van grote hoeveelheden kinderen. Een aantasting van de heersende ethische en liberale waarden worden door de massa niet geaccepteerd en hierdoor heeft bevolkingspolitiek haar ‘onmenselijke’ karakter te danken. Hoe groot de noodzakelijkheid voor bevolkingspolitiek momenteel ook is, zal een uitvoering hiervan binnen een democratie geen werkelijkheid worden.
Volgens Schumpeter (1976, p. 260-261) is deze kortzichtige ethiek het gevolg van het feit dat de mens binnen een massa op korte termijn handelt om hun eigen belangen te behartigen en stelt daarom dat men niet weet wat daadwerkelijk goed voor zich is. Curry, en zelfs Habermas, spelen met de gedachte dat het ‘inperken’ van vrijheden in het heden voor een waarborging van de vrijheid in de toekomst kan zorgen en dat bevolkingspolitiek niet ‘an invasion of liberty [is] but a safeguard of liberty’ (Curry, 2006, p. 133). Echter, democratisering werkt dit tegen. Democratisering en de stem van de meerderheid gaat gepaard met meer rechten voor deze meerderheid, zo ook totale vrijheid in het krijgen van kinderen. Het recht op oneindige reproductie wordt een absoluut recht, waar geen plicht tegenover staat. Hoewel, volgens Curry (2006, p. 132-133), dit wel de last op de totale mensheid toebrengt, zal democratisering dit recht in stand houden. Een verdere democratisering in (semi-) perifere landen zal dit recht waarborgen, waardoor de participanten aan deze democratieën zal blijven toenemen, zonder dat hier een politieke rem op gezet wordt. Zowel Schumpeter als Curry zijn ervan overtuigd dat sterk politiek leiderschap nodig om te beslissen wat het beste is voor de massa en dus om ‘regulerende maatregelen betreffende bevolkingscontrole aan te moedigen’ (Curry, 2006, p. 132). ‘Human Rights’ zijn in dit opzicht kortzichtig, omdat zij het belang van de huidige generaties ten koste laat gaan van de toekomstige generaties.
Echter, tegenwerking van democratisering wordt als even onmenselijk gezien als het streven naar een bevolkingscontrolerende politiek. Het verwerpen van democratie en democratisering is hierdoor een irreële gedachte en lijkt het herdenken van de werking van democratie een betere oplossing te zijn. Schumpeter staat bekend om zijn democratisch model waarin gekozen ‘leiders’ vrije hand krijgen om het belang van de massa te definiëren en te behartigen en dit model biedt wellicht een oplossing. Als de massa of de ‘Majorität’ hiervan zichzelf in verdoemende paden leidt, dan is het afstaan van deze vrijheid niet eens zo onmenselijk als in eerste instantie gedacht werd.
***
Literatuurlijst
Curry, P.
(2006). Ecological Ethics: An Introduction. Cambridge: Polity Press.
Goethe, J.W. von,
(1870). Maximen und Reflexionen (e-book). Verkregen op 04-10-2013 van: www.cluberzengel.de.
Habermas, J.
(2003). The Future of Human Nature. Cambridge: Polity Press.
LeBon, G.
(2001 [1896]). The Crowd: A study of the popular mind (e-book). Kitchener: Batoche Books. Verkregen op 04-10-2013 van: socserv.mcmaster.ca.
Schumpeter, J. A.
(1976). Capitalism, Socialism and Democracy. London: George Allen & Unwin (Publishers) Ltd.